In de trein

Ik reis regelmatig met het openbaar vervoer en een van de mooie gevolgen daarvan is, dat je daardoor nogal eens met gesprekken van medepassagiers wordt geconfronteerd. Soms kijken de mensen je aan en hopen dat je je met hun conversatie gaat bemoeien, maar anderen willen liever niet dat de medereizigers zich in hun gesprek mengen of in ieder geval niet mee kunnen luisteren, meestal fluisteren ze dan wel.
Maar wat viel mij deze keer op: ze hoorden niemand en zagen niemand en ze zaten toch in en vrij volle trein. Twee meisje van een jaar of vijftien, zoals je er zo velen ziet. Eigenlijk niets bijzonders, maar wel heel leuk gekleed; modern en helemaal volgens de laatste trends. De gene die links zat voor mij, aan het raampje, droeg een zwarte lange broek, een zwart T-shirt, een zwart jasje en zwarte korte laarsjes. Het meisje naast haar had lange krulletjes en een bril op; verder droeg ze een spijkerbroek en een spijkerjasje met daaronder een slobbertrui. Haar schooltas lag op de grond naast haar. Als je ze zo ziet zitten, denk je, die praten alleen maar over uitgaan, jongens en mode. In mijn ogen waren het nog kinderen; gewoon een stel leuke meiden, die waarschijnlijk op weg naar school waren. Ik ging tegen over ze zitten en wilde gewoon mijn krant gaan lezen, maar ze spraken te hard, niet heel hard, maar ook niet fluisterend. Ik moest gewoon meeluisteren naar hun gesprek, dat helemaal niet voor mij bestemd was. Maar ze waanden zich alleen op de wereld. Het ging niet over koetjes en kalfjes; dit was echt een serieus gesprek. Maar wel op een toon, die mij doet denken aan verkoopsters in een modezaak, die wachten op hun klanten, of nog liever gewoon meiden op het schoolplein.

“Ik was bij zijn huis en zijn vader stond daar bij de deur. Hij vroeg of ik binnen wilde komen. “Je mag naar hem komen kijken, hoor; als je wilt” “, vertelde het meisje, dat bij het raampje zat. Ze keek naar buiten en staarde de weilanden in. Het was grauw buiten; half bewolkt en af en toe kwam de zon er door, maar het gras was nog drassig en de koeien liepen niet eens rond, maar stonden stil en wachtten tot de dag voorbij zou gaan. Waarschijnlijk dacht ze aan wat er allemaal gebeurd was en wat er nog gebeuren zou, in ieder geval deze dag nog zelfs. Ze zou eigenlijk moeten huilen, maar ze kon het niet, maar toch was haar stem niet haperend of bibberend: “Ik durfde eigenlijk niet goed; ik vond het eng, maar zijn vader zei dat het goed was. Ik ging het huis in en zijn vader sloeg zijn arm om mij heen. ” Je hield van hem, hè?” was het enige, dat hij uit kon brengen. En ik knikte maar”. ” Dus je hebt hem nog gezien?” vroeg het meisje aan het gangpad, ze zat een beetje zenuwachtig met de riem van haar scholtas te spelen. “Vond je dat niet eng?”

” Nee”, zei de oudste van de twee, die nu niet meer naar buiten keek, maar naar haar vriendin, ” het was niet eng. Hij lag daar heel mooi en heel rustig; het leek wel of hij sliep. Ik ben blij, dat ik hem toch nog even gezien heb”.
“Maar wat doe je nu hier in de trein?” vroeg het meisje met de krulletjes, die het allemaal heel interessant, maar ook ongelofelijk vond. “Vandaag is toch de begrafenis?” “Ik hield het niet meer uit thuis. Ik moest eruit. Ik ga gewoon naar school en er gaan er toch meer van school naar toe. Ik wist niet meer waar ik het zoeken moest thuis.” Ze blikte of bloosde nauwelijks; ze leek wel apathisch, zoals ze zat te praten, terwijl dit toch iets is, wat zulke jonge meisjes echt niet elke dag meemaken. “Wie komen er eigenlijk allemaal?” Vroeg de vriendin. “Zijn vader, zijn zus en een heleboel van de club, met motors en autos. Ze gaan allemaal direct vanuit school naar Almere.” ” Ik ben toch blij, dat ik niet in jouw schoenen sta vandaag”, zei de vriendin. “Ik heb echt bewondering voor jou, zoals jij hiermee om gaat. Ik zou dit niet kunnen ‘handelen’. Ik zou niet weten wat ik moest doen in jouw geval.”
“En, weet je”, zei het meisje in het zwart, “morgen zou hij eigenlijk jarig zijn en dan wilde zijn vader hem een groot feest geven, en dat gaan we nu dus gewoon doen, na de begrafenis, net alsof hij jarig is en samen met al zijn vrienden gaan we lekker zuipen. Ik vind het een beetje morbide, maar zijn vader zei ook, dat dit zeker is, wat hij ook gewild zou hebben. Ik zie wel of ik het vol hou en blijf tot het einde, of dat ik eerder weg vluchten wil. In ieder geval moet ik naar de begrafenis en als ik langer wil blijven, dan doe ik dat wel. Als ik wil mag ik ook bij zijn vader blijven slapen vanavond, maar dat vind ik toch wel raar.”
“Ik heb een heel belangrijk proefwerk, dus kan ik helaas niet meegaan.” Zei de vriendin met de krullen, maar het leek wel alsof ze erg blij was, dat ze niet mee kon gaan, omdat ze eigenlijk helemaal niet wilde en ook niet durfde te gaan. Ze was blij, dat ze zich achter haar proefwerk kon verschuilen, terwijl de leraren op school allemaal wisten, dat er een van de leerlingen overleden was en vandaag begraven zou worden, dus er zou best wel een herkansing komen voor alle leerlingen, die niet bij het proefwerk aanwezig konden zijn.

Bij het volgende station stapten de meisjes uit; ze verdwenen in de massa van mensen die de trein uitstappen en mensen die er weer in willen en ze liepen naar de trap van de uitgang, zich niet bewust van de mensen om hen heen, maar helemaal in zichzelf gekeerd en in gedachten verzonken, de één wat meer denkend aan haar vriend die overleden was en de ander alleen maar aan haar vriendin, die zo veel verdriet te verduren heeft. Maar ik moest nog verder. Dus pakte ik alsnog de krant, die tot dat moment onopen geslagen op mijn schoot lag. Opeens snapte ik het. Het berichtje in de krant was summier, maar voor mij genoeg om te begrijpen wat er gebeurd was. ‘Almere: jongen (18 jaar) vloog met motor uit de bocht en was in één klap dood”. Dat kan natuurlijk over iedereen gaan, maar voor mij was het wel duidelijk, dit moest over de overleden vriend van het meisje in de trein gaan. De dag was nog jong, maar voor mij was er toch die dag al weer genoeg gebeurd om je af te vragen waarom dit soort dingen toch zo vaak gebeuren.