Oud geld

Ik moest even naar de juwelier om mijn ring op te halen, die ze hadden gerepareerd voor mij. De juwelier is juwelier Lyppens, de meest bekende juwelier van Amsterdam. Het is een klein winkeltje midden in de stad, dat echt propvol zit met al het zilver dat er maar bestaat. Zilveren rammelaars, servetringen, kandelaars, broodmandjes, zoutvaatjes, etc., etc. Verder hebben ze veel gouden en zilveren kettingen, ringen, armbanden en oorbellen. Veel is oud en ingeruild, soms antiek, maar ze hebben ook nieuwe sieraden. Een heerlijke winkel om in rond te kijken, maar dat lukt meestal niet, want het is er altijd druk.

De bewaker, die normaal buiten voor de deur staat, stond in het halletje. De sluis was open, zodat er ook in het halletje nog mensen in de rij konden staan. De bewaker opende en sloot de deur met de knip van binnen. Als je binnenkomt en ziet dat het zo druk is wil je eigenlijk meteen weg rennen, maar het is er altijd druk, dus dat maakt niets uit. Ik stond dus netjes te wachten tot ik aan de beurt zou komen. Achter mij kwamen nog meer mensen binnen en sommigen meteen weer naar buiten.

Na mij kwam een jonge vrouw, met een blauwe jas aan, met haar partner. Ook zij schrokken dat het zo druk was, maar waren het ook wel gewend. “He, Ilse is er ook”, zei de vrouw. Ze zeiden elkaar gedag. Ilse werd al geholpen aan de toonbank. Ze kletsten een beetje over mijn hoofd heen, maar Ilse moest even opletten op wat ze wilde laten repareren. Een grote zilveren ring en een ketting met zwarte stenen in een antieke zetting. Ilse was een slanke vrouw met een kort wit wollen jasje en ze lang blond haar.
Toen ze klaar was gingen ze zoenen. “Hoe was het gisteren?” vroeg Ilse. “Nou het was geweldig. Fantastisch allemaal. Machteld en Eric hebben het prima geregeld. Het was in het Arsenaal. Tussen alle gangen door waren er speeches. Dat was goed verdeeld over de avond. Zelfs mijn oma van 87 heeft nog wat gezegd.”
“En hoe voel je je nu? Ben je moe?”
“Nee, dat valt wel mee. Ik heb niet zo veel gedronken, hoor. Dus ik ben helemaal niet brak.”
“En wanneer gaan jullie nu op huwelijksreis?” Ilse bleef maar doorvragen, ze wilde alles weten.
“We gaan na het huwelijk op reis. Dat is volgende week pas. Maar al die cadeaus; je krijgt zoveel mooie spullen, die kan je toch niet in huis laten als je op vakantie gaat. Ik vraag wel of ze het later geven of ik breng alles bij mijn ouders. En mama ……..”
Het waren twee vrouwen die gestudeerd hebben, maar volgens mij ook stammen ze af van het “oude geld”. Deze dames zijn gewend aan glitter en glamour. Alles veel en overdreven.

Ik was allang aan de beurt, maar de verkoopster was met van alles en nog wat bezig, maar niet met mij. Ik kon dus rustig verder luisteren naar hun verhaal.
“Ik ben bijna aan de beurt. O, wilt u mijn vriend even roepen?”, vroeg de rouw met de blauwe jas aan de bewaker. In mijn fantasie wonen deze dames in een grachtenpand met al het mooie tafelzilver uit de familie. Dan geven ze grote feesten met veel drank. En er wordt gekletst, vooral met die “r”, die eigenlijk in het Gooi thuis hoort, maar langzaamaan naar de Amsterdamse grachten is overgewaaid. Hier woont tegenwoordig veel “oud geld”, de volgende generatie.

Mijn reparatie was klaar, ik had betaald en kon weer naar buiten. Terug in het gewone leven.