Wel of niet ontharen?

Toen ik een jaar op zestien was had ik mooie, grote, brede, donkere wenkbrauwen. Dat was niet erg vrouwelijk en gaf mij een norse blik. In die tijd was dat niet in de mode en werd mij aangeraden de wenkbrauwen te epileren. Dat heb ik toen gedaan en ik heb er nog steeds spijt van als haren op mijn hoofd. In de loop der jaren zijn zowel brede als smalle wenkbrauwen in de mode geweest. Het probleem is alleen dat je een smalle wenkbrauw nooit meer breed krijgt. Op een gegeven moment groeit er gewoon geen haar meer en kan je ze alleen nog met een potloodje bijtekenen. Ik kan dus iedereen aanraden om van hun wenkbrauwen af te blijven. Laat je niet ompraten door je omgeving, maar doe vooral wat je zelf wilt. Hooguit een beetje bijwerken en in model maken, maar niet drastisch epileren.

Natuurlijk geldt dat niet alleen voor de wenkbrauwen, maar voor alle haargroei op het menselijk lichaam. De laatste tijd slaat het wel erg door, door elk lichaamsdeel maar te laten harsen, scheren of permanent epileren. De schoonheidssalons bieden diverse manieren aan voor ontharen van onder- en bovenbenen, onder- en bovenarmen, oksel, bikinilijn, rug, wenkbrauwen en de snor van de dames. In principe zitten die haren er natuurlijk niet voor niks; ze zullen wel een functie hebben. Het lijkt wel of haren vies zijn. Een behaard lichaam is niet esthetisch. Er zijn altijd uitzonderingen, maar in het algemeen denk ik dat er door alle aandacht die er aan gegeven wordt heel wat meer haren verwijderd worden dan eigenlijk nodig zou zijn.

Wat is er mis met het menselijk lichaam zoals het gemaakt is door de natuur? Dieren hebben ook veel vachten en gebruiken die als bescherming. Waar is het gevoel met de natuur gebleven als we ons er zo van distantiëren? Dat geldt natuurlijk ook voor piercings, tatoeages en cosmetische chirurgie. Maar daar geef ik geen oordeel over, want dat moet ieder zelf weten, maar het menselijk lichaam is gewoon mooi van zichzelf en waarom moeten we dat veranderen?

Als ik toen mijn wenkbrauwen niet geëpileerd had zag ik er nu heel anders uit. Het heeft effect op je hele leven. Ik heb er geen trauma van maar ik ben me er wel door bewust van dat ik nooit naar andere mensen moet luisteren, maar vooral moet doen wat ik zelf wil.

Oude en nieuwe gewoontes

Er zijn veel dingen veranderd met vroeger. Sommige mensen zeggen dat vroeger alles beter was, maar ik vind dat er ook nu veel beter is dan vroeger. Je mag gewoon jezelf zijn en hoeft je niet anders voor te doen dan je bent om maar ergens bij te horen.

Als je vroeger een kopje thee bestelde werd je raar aangekeken. Wie drinkt er nu thee? Als ik mijn broer vroeg of hij thee wilde ze hij: “Ik ben toch niet ziek”. Hij dronk alleen maar thee als hij ziek was. Of was van mening dat je geen thee drinkt als je gezond bent.

Ik ben mijn leven lang al een theeleut. Vroeger op mijn slaapkamer thuis had ik al een eigen theepot met kopjes om thee te zetten voor mezelf en mijn vriendinnetjes. Lekkere muntthee.

Maar het hoorde gewoon dat je koffie dronk. Toen ik ongeveer acht jaar was ging ik koffie drinken, omdat ik er dan bij hoorde, maar eigenlijk vond ik het helemaal niet lekker. Ik dronk mijn koffie met melk, dan lustte ik het wel. Echte koffieliefhebbers vinden dat maar niets.

Door de jaren heen ben ik zowel thee als koffie blijven drinken, beide zonder suiker. En ik vond het allebei lekker. Afwisselend dronk ik meer thee en dan weer meer koffie. Sinds enige tijd minder ik het koffiedrinken naar het weekend. Dan mag ik van mezelf koffie drinken. En dan geniet ik er ook volop van. Maar verder drink ik thee en het liefste groene thee, kruidenthee of rooibos-thee. Er is echt niks mis mee.

Ik voel me er ook veel beter bij. Op het laatste werd er zoveel koffie gedronken op het werk, dat kon niet meer gezond zijn. En van de ene op de andere dag ben ik gestopt.

Als ik nu thee drink vindt niemand dat meer raar. Je kan het overal bestellen en ze kijken je niet vreemd aan als je dat vraagt. Zelfs als je mijn broer vraagt wat hij wil drinken zegt hij: “thee”. Hij is ook overstag gegaan, maar hij drinkt ook nog wel zijn kopje koffie.

Als ik om mij heen kijk zijn er zoveel mensen die alleen maar thee, kruidenthee en/of (lauw) water drinken. En dat kan allemaal. Hele rituelen zijn veranderd. Vroeger dronk men ’s ochtends koffie en ’s middags thee. Waarom zou je ’s middags geen koffie kunnen drinken of ’s ochtends een lekker kopje thee? Door verschillende culturen en verbreding van onze grenzen is er een hoop veranderd in Nederland. We zijn wat minder bekrompen in al die oude gewoontes.

Oud geld

Ik moest even naar de juwelier om mijn ring op te halen, die ze hadden gerepareerd voor mij. De juwelier is juwelier Lyppens, de meest bekende juwelier van Amsterdam. Het is een klein winkeltje midden in de stad, dat echt propvol zit met al het zilver dat er maar bestaat. Zilveren rammelaars, servetringen, kandelaars, broodmandjes, zoutvaatjes, etc., etc. Verder hebben ze veel gouden en zilveren kettingen, ringen, armbanden en oorbellen. Veel is oud en ingeruild, soms antiek, maar ze hebben ook nieuwe sieraden. Een heerlijke winkel om in rond te kijken, maar dat lukt meestal niet, want het is er altijd druk.


De bewaker, die normaal buiten voor de deur staat, stond in het halletje. De sluis was open, zodat er ook in het halletje nog mensen in de rij konden staan. De bewaker opende en sloot de deur met de knip van binnen. Als je binnenkomt en ziet dat het zo druk is wil je eigenlijk meteen weg rennen, maar het is er altijd druk, dus dat maakt niets uit. Ik stond dus netjes te wachten tot ik aan de beurt zou komen. Achter mij kwamen nog meer mensen binnen en sommigen meteen weer naar buiten.

Na mij kwam een jonge vrouw, met een blauwe jas aan, met haar partner. Ook zij schrokken dat het zo druk was, maar waren het ook wel gewend. “He, Ilse is er ook”, zei de vrouw. Ze zeiden elkaar gedag. Ilse werd al geholpen aan de toonbank. Ze kletsten een beetje over mijn hoofd heen, maar Ilse moest even opletten op wat ze wilde laten repareren. Een grote zilveren ring en een ketting met zwarte stenen in een antieke zetting. Ilse was een slanke vrouw met een kort wit wollen jasje en ze lang blond haar.
Toen ze klaar was gingen ze zoenen. “Hoe was het gisteren?”vroeg Ilse. “Nou het was geweldig. Fantastisch allemaal. Machteld en Eric hebben het prima geregeld. Het was in het Arsenaal. Tussen alle gangen door waren er speeches. Dat was goed verdeeld over de avond. Zelfs mijn oma van 87 heeft nog wat gezegd.”
“En hoe voel je je nu? Ben je moe?”
“Nee, dat valt wel mee. Ik heb niet zo veel gedronken, hoor. Dus ik ben helemaal niet brak.”
“En wanneer gaan jullie nu op huwelijksreis?” Ilse bleef maar doorvragen, ze wilde alles weten.
“We gaan na het huwelijk op reis. Dat is volgende week pas. Maar al die cadeaus; je krijgt zoveel mooie spullen, die kan je toch niet in huis laten als je op vakantie gaat. Ik vraag wel of ze het later geven of ik breng alles bij mijn ouders. En mama ……..”
Het waren twee vrouwen die gestudeerd hebben, maar volgens mij ook stammen ze af van het “oude geld”. Deze dames zijn gewend aan glitter en glamour. Alles veel en overdreven.


Ik was allang aan de beurt, maar de verkoopster was met van alles en nog wat bezig, maar niet met mij. Ik kon dus rustig verder luisteren naar hun verhaal.
“Ik ben bijna aan de beurt. O, wilt u mijn vriend even roepen?”, vroeg de rouw met de blauwe jas aan de bewaker. In mijn fantasie wonen deze dames in een grachtenpand met al het mooie tafelzilver uit de familie. Dan geven ze grote feesten met veel drank. En er wordt gekletst, vooral met die “r”, die eigenlijk in het Gooi thuis hoort, maar langzaamaan naar de Amsterdamse grachten is overgewaaid. Hier woont tegenwoordig veel “oud geld”, de volgende generatie.

Mijn reparatie was klaar, ik had betaald en kon weer naar buiten. Terug in het gewone leven.

Mijn eerste Prada-tas?

Je dacht toch niet echt dat je mij met een Prada-tas zal zien lopen? Ik ben niet van de merken en ben dat ook nooit geweest. Ik vind mezelf goed zoals ik ben en heb ook nooit het idee gehad dat ik er niet bij hoorde, omdat ik geen merkkleding droeg. Op school moest je al meedoen, maar ik wilde dat niet. Ik had wel een collegeshawl en droeg wel mocassins, maar niet van de duurste winkels en ook niet van een bepaald merk. Dus hoorde ik er nog niet bij, want het was net anders dan de rest. De grote meute zag er allemaal hetzelfde uit. Ze zaten ook allemaal op hockey en zagen elkaar ook in het weekend. Het was een bepaald soort mensen en je kon blij zijn als ze je gedag zeiden op school, maar je vrienden werden ze nooit.

Als mijn kleren maar schoon en heel zijn dan zie ik er toch goed uit?
Wie bepaalt er voor mij hoe ik er uit moet zien? Wie bepaalt er wat voor kleding ik moet dragen? Dat kan ik toch alleen maar zelf doen? Wel wilde ik er vroeger al altijd leuk uit zien. Ik was modebewust en droeg moderne kleding. Die mijn moeder zelf maakte of we kochten het in het dorp.
Waarom moet je merkkleding dragen om erbij te horen? Waarom kan je niet gewoon jezelf zijn? Hoeveel kinderen zullen hier complexen door hebben gekregen? Je krijgt toch een minderwaardigheidsgevoel als je je daar druk om zou maken. Ik heb wel eens gelezen dat er moeders waren die een broek bij de Hema of bij Zeeman kochten en er dan een naamplaatje van een duur merk op stikten, zodat hun kind toch een “echte ….” aan kon hebben.
Ik ben niet van de merken. Ik ken ze ook niet eens allemaal. En ik kan net zo blij zijn met een truitje van de Hema en er ook nog leuk uitzien.

Liever ben ik mezelf. Zoals ik er uit zie en mensen moeten mij maar nemen zoals ik ben. Het gaat toch om de inhoud en niet wat er omheen zit.

De “kak”-school

Onlangs was de reünie op de tv met een klas waar Linda de Mol ook in zat, op de school waar ik ook op heb gezeten. Ik zat niet bij Linda in de klas en ik ken haar ook verder niet van die school.

Midden tussen de bossen, een beetje verscholen onder al dat groen, zag je de school, een groot wit gebouw met veel ramen en een groot sportveld ernaast. Via een fietspad langs het bos, kwam je bij het hek van de school. Daarachter meteen was de fietsenstalling, waar niet alleen fietsen stonden, maar ook veel brommers. Allemaal Honda´s, van die buikschuivers, die alleen maar door de zogenaamde “kakkers” gebruikt werden. Maar voor het hek stonden de auto’s, en niet alleen van de leraren, want zodra iemand 18 jaar werd en de ouders waren echt rijk, kreeg hij of zij meteen een auto, vaak een Mini of zo, en daar kwamen ze dan gewoon mee naar school.

Het was een echte eliteschool, allemaal rijkeluiskindjes uit het Gooi zaten hier op deze dure school. En natuurlijk zaten ze allemaal op hockey of tennis. Iedereen kende elkaar dus ook van de hockeyclub en van de feestjes die daar gegeven werden, en daar werd dan na het weekend over doorgepraat. De meisjes hadden paardenstaartjes of een franse staart en droegen ook al hele dure kleding. Je hoorde er gewoon niet bij als je niet ook een collegejas met een collegeshawl droeg. Mocassins of muntschoenen hoorden ook bij het onofficiële uniform, evenals de, liefst witte, kniekousen en een broekrok. De jongens droegen allemaal ook een collegeshawl met een collegejas of een kort suède jack. Verder hadden ze een ribfluwelen broek, of een spijkerbroek met een overhemd en een lamswollen trui. En natuurlijk bordeelsluipers eronder. Je hoorde er gewoon niet bij, als je niet ook in die kleren naar school kwam; en zelfs dan was het nog heel moeilijk om tussen al die kliekjes te komen. Als je voor het eerst door het hek van de school naar binnen kwam, dan wist je niet waar je moest kijken. Op het bordes voor de school stonden al die jongens en meisjes met allemaal dezelfde kleren en dezelfde haren en ze keken je aan alsof je van Mars kwam.

Toen ik daar kwam als meisje van zestien met mijn brommertje werd ik geïmponeerd door alles, maar ik vond het ook wel leuk en ik wilde daar wel bij horen. Ik heb me aangepast wat kleding betreft en qua uitspraak met de Gooische “R”. Maar ik zat niet op hockey en tennissen had ik wel gedaan, maar ik zag de bal niet, want ik zie geen diepte. Dus daar ben ik na twee jaar ploeteren en mis slaan maar weer snel vanaf gegaan.

Ik zat op dansles; ballroom dansen. Ik had ook geen hockeymeisjes als vriendinnen, maar juist de anderen, die ook op deze school zaten, maar anders waren. Anders omdat ze andere kleren droegen en omdat ze niet uit Laren kwamen. Allemaal meisjes die gewoon wilden leren en hoopten op een diploma aan het einde van hun schooltijd. We hadden een leuk vriendinnengroepje en we kwamen geregeld bij elkaar over de vloer. De een woonde in een villa in Blaricum, de ander in een flat in Hilversum of in een rijtjeshuis in Bussum of Laren. Wat we met elkaar deden weet ik echt niet meer. Thee drinken en kletsen. Uitgaan was er nog niet bij. Toch waren we gelukkig. Wat waren we nog jong en onschuldig.

 

 

Mijn column

Het is zondagochtend. Mijn ontbijt is op en de zondagskrant heb ik ook al gelezen. Het wordt de hoogste tijd voor mijn eerste column. Dan is er toch geen mooier moment dan zondagochtend. De rust in huis en buiten geeft mij de ruimte om te schrijven. De ruimte wil ik graag gebruiken om mijzelf te profileren. Ik wil graag dat iedereen weet wie ik ben. Ik schrijf vanuit het gewone leven. Geen ingewikkelde zaken, maar over dat wat mij bezig houdt overdag. Dat kunnen huishoudelijke zaken zijn, iets wat op straat gebeurt of op het werk. Ik kan mijzelf anoniem houden en iedereen dit laten lezen zonder dat ze weten wie hier aan het schrijven is, of ik speel open kaart en laat iedereen het weten. Dan ben ik ook niet meer zo onbekend.

Ik schrijf al mijn leven lang. Schrijven is mijn passie. Ik kan mijn gevoelens beter kwijt op papier en daarom ben ik ook al vroeg begonnen met schrijven. Verhaaltjes, gedichten en dagboeken vol. Als ik mijn verhaal maar kwijt kon aan het papier. Dat is mij altijd aardig gelukt. Nu ik gelukkig wat makkelijker over mijn gevoelens ook kan praten wordt het schrijven minder, maar op het moment dat ik even behoefte heb om een en ander op een rijtje te zetten is het papier geduldig.

Wat ben ik blij dat ik niet meer hoef te schrijven met een pen. Met de computer gaat het mij veel gemakkelijker af. Mijn handschrift wordt al gauw onleesbaar, omdat ik kramp in mijn handen krijg. Op de computer heb ik daar in ieder geval minder last van. Geen kramp in de vingers en alles is leesbaar. Ik ga iedere week een nieuw stukje schrijven en ik hoop dat ik veel lezers krijg.

Waarom

Waarom een column en waarom een website? Er zijn er al zoveel. Wat zal mij onderscheiden van de anderen? Waarom wil ik zo graag mijn verhaal kwijt? Wat wil ik hiermee bereiken?

De een gaat liedjes zingen, de ander wordt fotograaf en ik ben een schrijver. In hart en nieren, alleen heb er nooit wat mee gedaan. Nu is het de tijd dat ik er wat mee ga doen. Nu kan er iets moois ontstaan wat ik ook niet meer voor mezelf wil houden.

Als iemand mij wel eens vroeg wat ik graag wilde doen als ik niet meer bij de bank zou werken, of als ik heel veel geld zou winnen, dan zei ik altijd: Ik ga een boek schrijven. En de volgende vraag was dan waarover gaat dat boek. En elke keer weer zei ik over de liefde. Ik geloof ook heilig dat liefde het enige is wat ons staande houdt en wat we allemaal nodig hebben. Liefde voor jezelf en je medemens. Het lijkt soms wel of de hele wereld kil en koud is, maar als alle mensen dat ook zouden zijn dan gingen we allemaal snel dood. Mijn vader zei dat wij geboren zijn uit liefde. Zullen we dan ook sterven in liefde?


Als ik om mij heen kijk en zie hoe egoïstisch de mensen tegenwoordig zijn dan begrijp ik dat er voor liefde weinig ruimte is. Liefde begint bij jezelf en je mag best voor jezelf opkomen en assertief zijn, maar er moet toch ook plaats zijn voor liefde. En die liefde begint bij jezelf. Je houdt van jezelf en dan maak je ook plaats voor anderen. De liefde die in je zit wil je ook delen met anderen. En die liefde zit in hele kleine dingetjes, dat hoeft niet perse heel ingewikkeld te zijn. Het houden van jezelf en van je medemens maakt het leven allemaal wat aangenamer. Als iedereen eens wat toleranter zou zijn. Niet zo gauw een ander veroordelen, maar accepteren dat die ander anders is, maar dat die er ook mag zijn met zijn of haar denkgewoontes. Wie bepaalt wat goed of fout is? Ieder mens is uniek in zijn doen en laten. Met wat meer respect voor elkaar zou de wereld er toch een stuk prettiger uitzien.

Wat is liefde en wat is houden van? Gaat dat alleen maar om het ene? Het houden van een ander, die je lief hebt? Iedereen denkt dan meteen aan verliefdheid, maar je kan toch ook van je buurman houden of je chef? Dat houden van is anders als het houden van je man of vrouw, maar in principe is het ook niets anders als dat. Waarom zouden we niet houden van de bloemenman of het meisje achter de kassa in de supermarkt?

Liefde is zo overweldigend, dat het ook eng kan zijn. Niet iedereen durft de liefde ook toe te laten in zijn leven. Als baby worden wij met liefde opgevoed en voelen de warmte van de ouders. Dat is voor een kind ook het enige dat belangrijk is. Natuurlijk moet de baby ook eten en drinken, maar ik heb gehoord, dat als een baby geen liefde krijgt de baby zal sterven. Als je daaraan denkt dan kan je toch alleen maar hopen dat er alleen maar liefde op aarde is. Dat iedereen lief is voor elkaar en er liefde is voor iedereen.